In de Tweede Wereldoorlog waren mechanische horloges een must voor soldaten en in het bijzonder voor specialisten als radio-operateurs en artillerie-spotters. Massaproductie was in die tijd nog niet zo wijdverspreid, dus was het Britse Ministerie van Defensie op zoek naar een manier om de troepen te voorzien van horloges. Dit resulteerde in het verdelen van orders over twaalf verschillende merken in Zwitserland. Dat liep uiteen van bekende merken als IWC, Omega, Longines en Jaeger-LeCoultre. Twaalf horloges die nu de bijnaam de Dirty Dozen hebben gekregen. De horloges zien er voor een groot deel hetzelfde uit, met een bepaalde standaard en dezelfde looks. Neem de ‘broadhead arrow’ (pijl) onder ‘twaalf uur’ als teken van eigendom van het Ministerie. Verder moesten ze een zwarte wijzerplaat hebben, Arabische cijfers, oplichtende indexen, uren- en minutenwijzers, een railroad minute track, stevig acrylglas, een chromen of roestvrijstalen kast en een diameter van tussen de 35 en 38 millimeter.